20-10-2015 | Westerse landen hebben de afgelopen 15 jaar veel minder onderwijshulp gegeven dan ze in het jaar 2000 aan ontwikkelingslanden hadden toegezegd. Te weinig onderwijssteun van donorlanden is een van de redenen waarom de Millenniumdoelen op onderwijs en de Education for All-doelen, waaraan nagenoeg alle regeringen in de wereld zich in 2000 committeerden, niet zijn gehaald. Dat zijn de belangrijkste conclusies van het Education Aid Watch Report 2015 (EWR)van de Global Campaign for Education. Voor de komende 15 jaar voorziet GCE een nog groter financieringstekort voor het realiseren van het recht op onderwijs.
15 jaar onderwijshulp
Het GCE-rapport analyseert de onderwijshulp van de belangrijkste donorlanden gedurende de MDG-EFA-periode (gebaseerd op data van 2002-2013) met een nadruk op de laatste paar jaar en op hulp voor ‘basic education’. Basic education omvat zowel voorschools, basis- als lager voortgezet onderwijs, en basisvaardigheden voor jongeren en volwassenen. Het EWR 2015 bevat profielen van de onderwijshulp van 14 bilaterale donoren (waaronder Nederland), de EU, de Wereldbank en het Global Partnership for Education. Behalve naar de afgelopen 15 jaar, kijkt het rapport ook naar de huidige trends voor onderwijshulp. Die zijn van belang voor de financiering van de nieuwe ontwikkelingsdoelen op onderwijs voor 2030; zowel de SDG’s als het nieuwe EFA-Framework.
Slechts 3,6% van alle ODA naar basisonderwijs
Uit het rapport blijkt dat van 2002 tot en met 2013 van alle Official Development Assistance (ODA) die door alle donoren samen werd gegeven, slechts 3,6% werd besteed aan basisonderwijs. Dat is ver beneden de 10% van ODA waar de GCE al jarenlang voor pleit. Trends in onderwijshulp tussen 2010 en 2013 stemmen niet optimistisch. Terwijl veel ontwikkelingslanden de afgelopen jaren hun inspanningen moesten opvoeren om de Millennium- en EFA-doelen te halen, verhoogde slechts een handvol donorlanden de steun voor basisonderwijs.
De steun voor onderwijs liep zelfs zover terug, dat in 2013 het aandeel van alle ODA aan onderwijs en met name aan basisonderwijs, op het laagste niveau stond sinds 2000. Dat gold niet alleen voor bilaterale donoren, maar bijvoorbeeld ook voor de Wereldbank, een belangrijke financier van onderwijs.
Lof en onbegrip voor Nederland
Nederland figureert in het GCE-rapport zowel als een van de beste als een van de slechtste jongetjes van de klas. Tussen 2002 en 2009 nam de Nederlandse onderwijshulp gestaag toe. Met name op het gebied van basic education speelde ons land jarenlang een voortrekkersrol. Nederland werd internationaal gezien als een van de belangrijkste en meest betrouwbare en innovatieve onderwijsdonoren, die zowel inhoudelijk als financieel een belangrijke bijdrage leverde aan het realiseren van de Millennium- als EFA-doelen.
Op de beslissing van de Nederlandse regering in 2011 om onderwijs als prioriteit te laten vallen en de hulp versneld af te bouwen, werd internationaal dan ook geschokt gereageerd. Van de tweede grootste donor in bilaterale hulp voor basic education in 2007, zakte Nederland naar een 22ste plaats (van 28 donorlanden) in 2013. Nog steeds is er internationaal veel onbegrip voor het Nederlandse besluit om juist op onderwijs zo drastisch te bezuinigen.
EU komt beloftes niet na
De EU is altijd een belangrijke onderwijsdonor geweest, die in beleid en publicaties vaak opkomt voor het recht op onderwijs voor iedereen. In debatten over de bezuinigingen op onderwijshulp, wees de Nederlandse regering naar de EU als belangrijke vervangende donor.
In de praktijk worden al die mooie woorden en voornemens niet waargemaakt, zo blijkt uit het EWR 2015. Van alle ontwikkelingshulp besteedde de EU in 2010 9,8% aan onderwijs, en in 2013 nog slechts 6%. Net als andere donoren, bezuinigde de EU vooral op basisonderwijs. De steun daarvoor daalde van 2012-2013 zelfs met een derde.
Broze vooruitgang
Het GCE-rapport bevat ook positief nieuws: sinds 2013 begint de omvang van de onderwijshulp weer licht te stijgen. Uit het EWR blijkt dat er een klein aantal landen is, dat flink wil investeren in onderwijs. Het is nog niet duidelijk in hoeverre deze trend zich zal voortzetten. Enerzijds besloot Noorwegen deze zomer om zijn onderwijshulp de komende jaren te verdubbelen. Anderzijds kondigde de nieuw gekozen regering in Denemarken, het land dat in het EWR nog te boek staat als kampioen onderwijshulp, onlangs drastische bezuinigingen aan op ontwikkelingshulp. Ook op onderwijs wordt flink gekort (lees meer).
Helft ontwikkelingslanden verhoogde onderwijsbudget
De bezuinigingen door donoren staan in schril contrast tot de inspanningen van de ontvangende landen zelf. Een recente analyse van de overheidsuitgaven van 66 ontwikkelingslanden van de Government Spending Watch toont aan dat meer dan de helft hun onderwijsbudget sinds 2013 heeft verhoogd. Al voldoen nog lang niet alle landen aan de door GCE bepleite norm om ten minste 20% van het overheidsbudget (of 6% van het BNP) te besteden aan onderwijsvoorzieningen.
Groot financieringstekort
Internationale steun blijft onontbeerlijk. Zelfs wanneer ze zelf optimaal investeren, zijn de armste ontwikkelingslanden niet in staat om op eigen kracht de nieuwe onderwijsdoelen voor 2030 te realiseren. UNESCO berekende dat er jaarlijks $ 39 miljard dollar extra aan externe financiering nodig is om ervoor te zorgen dat in 2030 alle kinderen in de wereld basis- en voortgezet onderwijs kunnen volgen. Dat is vier keer zoveel als er momenteel aan onderwijshulp wordt gegeven. Zonder aanzienlijke verhoging van de internationale onderwijshulp blijven de onderwijsdoelen op de nieuwe ontwikkelingsagenda niet meer dan een nietszeggend stukje papier.
Download het rapport GCE Education Aid Watch Report 2015.
Het rapport bevat een uitgebreid profiel van Nederland als onderwijsdonor.